Toen
De eerste stolpboerderijen dateren van omstreeks 1550. Hoog boven de stookplaats, centraal in het vooruitstrevende woonwerkgebouw, plaatste de boer een grote, rechthoekige rookvanger. Totdat vanaf 1850 de veiligere kachel zijn intrede deed. De schouw werd kleiner en kwam lager te hangen. Zo ontstond de smuiger. Het woord is afgeleid van smuken of smuigen, wat ‘laag zijn’ betekent. Tijdens deze transformatie werd het uiterlijk steeds belangrijker. Afgeschuinde hoeken, een sierlijke kraag en uitbundige decoratie met tegels. De smuiger werd een heus statussymbool. De tegels vertonen allerlei voorstellingen, van bloemen en dieren tot Bijbelse taferelen, met als uitsmijter een mozaïek op de voorkant. Hiermee vertelt de smuiger veel over de geschiedenis van de stolp en zijn vroegere eigenaren.
Nu
Ook in letterlijke zin behoort een smuiger tot de waardevolle schatten van een boerderij. Dat werd in de jaren negentig op onplezierige wijze bevestigd, toen ze veelvuldig werden gestolen uit stolpen die werden gerenoveerd. In die tijd vertegenwoordigden smuigers al een waarde van twee tot drie ton in guldens. Qua waarde, historie en emotie zijn het net zeldzame oldtimers. Logisch dat smuigers nog altijd een geliefd decoratief object zijn. Het kacheltje erin dient hoogstens als bijverwarming. Het valt niet mee om ‘s winters met één warmtebron de temperatuur op 21 graden te houden. Dat deed men vroeger trouwens ook niet. Mensen waren rozig van het vele buiten werken. Om de stookkosten verder te drukken, trokken ze binnen extra kleren aan. Maar van Warmetruiendag had nog niemand gehoord. Wel van boerenverstand.
Tekst: Maarten Koning en Corwin Stam